Sierra, J., Het geheime avondmaal
Friday 16 February 2007

"Ik kan geen wetenschappelijk boek schrijven over Leonardo... Dan maar fictie!" Dat verklaarde Javier Sierra tegenover de journalisten tijdens zijn promotiereis naar Nederland voor zijn boek "Het geheime avondmaal". Daar zit precies het aantrekkelijke en tegelijk het problematische van zijn bestseller die inmiddels in veertig talen is vertaald.

Image

De hoofdpersoon pater Leyre, dominicaan en broeder van het sleutelsecretariaat van de pauselijke staten in dienst van het Heilig Officie, krijgt opdracht om naar Milaan te gaan om achter de identiteit te komen van een zgn. profeet, die zijn naam versleuteld heeft in een geheimzinnig raadsel. De profeet blijkt een dominicaner monnik te zijn die strijd voert tegen de opbloei van de ketterij der Katharen in Noord Italië. Die ketterij heeft zich verbreid onder kloosterlingen en hovelingen. En die gedachtenwereld beheerst ook het leven van Leonardo Da Vinci, die op dat moment de laatste hand legt aan het cenacolo (het laatste avondmaal) in de refter van het klooster Santa Maria delle Grazie te Milaan.

Alle ingrediënten zijn aanwezig om er een spannend verhaal van te maken: de inquisiteur die tot inkeer komt door toedoen van de Katharen en als kluizenaar sterft in Egypte op 30 meter van de plaats waar de Nag Hammadi geschriften werden gevonden; het versleutelen van teksten en het oplossen van raadsels; de decadentie van de kerk en de hang naar gnostiek en esotherie; de verheerlijking van het renaissance-ideaal; meester Leonardo en het beeldschone meisje dat model staat voor de Johannesfiguur op het laatste avondmaal. Of het boek nu ook een thriller geworden is - zoals Sierra bedoeld heeft en zoals op de kaft van het boek staat - valt nog te bezien. Daarvoor is deze mengeling van feit en fictie te beschrijvend. Er is teveel aandacht voor historische details en wetenswaardigheden uit de kunst- en cultuurgeschiedenis. Er is te weinig ‘eenheid van handeling' en te weinig vaart. En er zijn naast de hoofdpersoon pater Leyre teveel medespelers in het boek, die niet allemaal even goed uit de verf komen. Het blijft bij ‘een spannend verhaal'.

Sierra geeft er blijk van dat hij nauwgezet onderzoek heeft gedaan naar het Milaan van Leonardo's dagen. Dat verschaft aan zijn boek de nodige couleur locale. Hij schildert heel verdienstelijk het geestelijk klimaat van de renaissance-tijd. Marsilio Ficino wordt ten tonele gevoerd met de herontdekking van de klassieken inclusief de daarin meekomende hang naar Egyptische mysteriën. De kerk wordt geschilderd in termen van domheid en slechtheid (paus Alexander VI), strengheid (de inquisitie) en verdeeldheid (het dominicanerklooster in Milaan). Daartegenover staat de renaissancemens die zich ontworstelt aan de voogdij van de kerk en de Kathaarse ‘bonhomme' die volmaakt wil zijn zonder bemiddeling van de kerk. De wijze waarop de Katharen in het verhaal voorkomen gaat terug op de ons bekende historische bronnen. Alle karakteristieken komen aan bod: het dualisme met minachting voor de stof (het lichaam) en de endura (de zelfverbranding); het overmatig vasten en de onthouding van vlees; witte kleding en volstrekte geweldloosheid; het Onze Vader en het consolamentum; de verering van Johannes en Maria Magdalena. Sierra doet ook recht aan alle geschiedkundige bijzonderheden: de kruistocht tegen de Katharen en de uitlopers van de beweging in Noord-Italië. Aan precisie ontbreekt het hem niet. Hij heeft alles keurig een plaatsje gegeven in zijn verhaal. Een voetnoot hier en daar moet ons overtuigen van historische betrouwbaarheid!

Het meest intrigerend is de figuur van Leonardo da Vinci, die een late nazaat zou zijn van de Katharen die ook wel Albigenzen genoemd worden. Deze Katharen leefden in de 12e eeuw in Zuid Frankrijk en praktiseerden een soort gnostisch Christendom. Wij zouden vandaag de dag zeggen: een soort esotherisch Christendom. Na de kruistocht van paus Innocentius III in 1209 vinden veel Katharen een goed heenkomen in Noord Frankrijk. Nu suggereert Sierra in zijn boek dat Leonardo da Vinci in het geheim een van die Katharen zou zijn. Hij kan dat op geen enkele manier bewijzen maar als een soort illusionist spiegelt hij het ons voor. Da Vinci zou in het wit gekleed gaan en geen vlees eten. Hij zou in het bezit zijn van het voor de Katharen belangrijke geschrift de interrogatio Johannis (een van de nieuwtestamentische apocriefen, ook wel de cène secrète genoemd). Sluitstuk van de bewijsvoering is da Vinci's interpretatie van het laatste avondmaal.

Image

Jezus zou met zijn houding een A (alpha) voorstellen, terwijl de omega aan het rechter uiteinde van de tafel te vinden zou zijn nl. bij Simon (de Zeloot), die in het wit gekleed is en Plato zou moeten voorstellen. Naast hem zit Judas Thaddeüs, met baard die belangstellend toehoort naar wat Simon te zeggen heeft en daarmee Jezus de rug toekeert. Deze Judas Thaddeüs zou een zelfportret van da Vinci zijn. Aan dit gesprek doet de eerste evangelist mee: Mattheüs, die de handen uitstrekt naar Jezus, maar intussen naar Simon kijkt. Simon zit aan het rechter uiteinde van de tafel die aan zijn kant helder wit gekleurd is en aan het andere einde geschilderd is in donkere tinten. Het tafelkleed hangt bij Simon ook af met een knoop, dat het symbool van Maria Magdalena zou zijn. De groep van drie links van Jezus (voor ons rechts) is vol expressie. Philippus wijst op zichzelf alsof hij wil zeggen "Ik ben het toch niet, Here"? Jakobus de oudere kijkt als verbijsterd naar de kom waar Judas en Jezus tegelijk naar reiken en Thomas steekt de vinger op die hij later na de opstanding in Jezus zijde mag steken. De groep van drie discipelen aan Jezus' rechterhand (voor ons links) is vol symboliek. Johannes heeft een ‘verdacht vrouwelijke uitstraling'... Judas reikt naar de schaal, waarmee aangegeven wordt aan welk bijbelwoord de schildering refereert: Matth. 26:23 "Hij die samen met mij zijn brood in de kom doopte, zal mij uitleveren." Petrus zegt (heimelijk?) iets tegen Johannes en houdt een mes achter de rug van Judas. Sierra suggereert in zijn boek dat de opvolgers van Petrus hiermee in discrediet worden gebracht, omdat da Vinci een hekel aan de paus had - hetgeen zou kloppen met de vroomheid van de Katharen die in God geloven zonder de bemiddeling van de kerk... De groep van drie aan het linker uiteinde van de tafel beeldt de commotie uit die ontstaan is na de uitspraak van Jezus. Bartholomeüs staat op, Andreas maakt afwerende gebaren en Jakobus lijkt de aandacht te willen vragen van Petrus of hem ergens van te willen weerhouden. Met de vier groepen van drie discipelen zou da Vinci - aldus Sierra - ook een bedoeling hebben gehad. In een voetnoot op pg. 316v. verwijst hij naar Nicola Sementovsky-Kurilo die daarin de vier natuurelementen vertegenwoordigd ziet. Een vondst van Sierra is dat da Vinci aan de discipelen en Jezus een letter meegegeven zou hebben, de beginletter van hun Latijnse bijnaam. Zo zou bijv. Bartholomeüs, bijgenaamd Mirabilis (de wonderbaarlijke) staan voor de M. Van links naar rechts levert dat op in groepjes van drie met Jezus, de A in het midden: mut nem a los noc. En die geheimtaal verwijst niet zoals mut doet vermoeden op Egyptische mysteriën, maar levert van rechts naar links consolamentum op... waarmee de Kathaarse sympathieën van da Vinci ontsluierd zouden zijn, daar hij in spiegelbeeld schreef.

Als we dit hele verdichtsel aan een kritisch onderzoek onderwerpen, blijft er niet zo heel veel van over. Om te beginnen zijn de bijnamen die da Vinci aan de discipelen meegeeft louter gefingeerd. Bartholomeüs betekent "zoon (=bar) van Tolmai". Het zal de nadere aanduiding zijn geweest van Nathanaël (Joh. 1:45-50), maar dat betekent in het hebreeuws "door God gegeven". Niets wijst op de bijnaam Mirabilis. Ook aan de andere bijnamen (en dus letters) komt geen historische betekenis toe. Dat het lichaam van Jezus een alpha zou uitbeelden is ook zeer de vraag. Mijns inziens heeft da Vinci voor een driehoekige grondvorm gekozen omdat de driehoek - zoals bekend - zinnebeeld is van de Drieëenheid en daarmee symbool van goddelijkheid, licht en leven. Dat de discipelen vervolgens aan tafel figureren rondom de Here Jezus in groepjes van drie is een vondst van Leonardo (Ik bedoel maar... je kunt er alle kanten mee op!) Het valt te betwijfelen of da Vinci een donkere en lichte kant van de tafel heeft geschilderd. Het is bekend, dat de schildering al snel in slechte staat verkeerde omdat da Vinci geëxperimenteerd had mijn zijn materialen. Mede daardoor werd zij diverse malen overgeschilderd... en wel zeer onvakkundig! Voorts had het laatste avondmaal te lijden van waterschade, werd er een deur doorheen gehakt en overleefde het ter nauwernood een bombardement. Een in onze tijd zgn. wetenschappelijke restauratie heeft die fijne nuances niet helemaal aan het licht kunnen brengen. Dat da Vinci zichzelf geportreteerd zou hebben in Judas Thaddeus is heel goed mogelijk (Sierra heeft er de vergelijkende technieken van de recherche op losgelaten), maar is op zich ook weer niet meer dan een fijnzinnig grapje. Dat Simon de Zeloot Plato zou voorstellen is geheel uit de lucht gegrepen. Het gebaar dat Mattheüs maakt refereert heel duidelijk aan wat Jezus net gezegd heeft. Samen met Judas en Simon bespreekt hij wat dat te betekenen heeft. Dat ze dat onder elkaar doen, ligt voor de hand. Het is een perfecte uitbeelding van Lukas 22:23 "Ze vroegen zich onder elkaar af wie zoiets zou kunnen doen." Petrus houdt een mes vast. Maar dat is dan ook zijn attribuut. Hij moet met Johannes het paaslam klaar gaan maken (Lukas 22:8) en in Getsemane is hij het ook die zijn zwaard trekt en Malchus het oor afslaat (Johannes 18:10). Johannes' gelaat heeft onmiskenbaar vrouwelijke trekken. Wellicht heeft da Vinci daarmee tot uitdrukking willen brengen, dat Johannes de discipel was "dien Jezus liefhad" (Joh. 21:7). Dat Jezus en de discipelen geen aureool dragen is uitdrukking van de nieuwe tijd. In de renaisancetijd wijkt het theocentrische voor het anthropocentrische wereldbeeld. De renaissanceschilder beeldt de mens als mens af en niet als heilige. Dat de knoop in het tafelkleed rechts zou wijzen op magisch knoop- en vlechtwerk en daarmee naar Maria Magdalena is wel heel ver gezocht. Jezus breekt bij da Vinci geen brood en heft ook geen beker. Maar dat is ook niet het uitgangspunt van de schildering. Dat was immers het reiken naar de schaal (Matth. 26:23). Niet onaardig gekozen overigens voor een schildering in een refter, waar niet anders gedaan werd dan reiken naar schalen! Voor de eucharistische tekenen is een ander gebaar in de plaats gekomen: Jezus heeft één handpalm geopend naar boven en één naar beneden. Voor wie het zien wil en begrijpen een prachtig gebaar!

Als we dit allemaal overwegen vragen we ons af met hoeveel recht Sierra Leonardo da Vinci afschildert als de laatste der Katharen... Leonardo was een tijdgenoot van Marsilo Ficino en diens beroemde leerling Giovanni Pico della Mirandola. Er is alles voor te zeggen om hem te zien als moderne mens in een tijd van opkomend humanisme en anthropocentrisme. Het is volkomen speculatief om hem af te schilderen als de laatste der Katharen. Ook in de notities die Leonardo ons nagelaten heeft bestaan daarvoor geen aanknopingspunten (Leonardo da Vinci, Notities, red. H. Anna Suh, Nederlandse editie 2006, Oorspr. Engelse editie, Bath 2005). Bij de voorstudies voor het laatste avondmaal staan enige notities die informatie geven over de tafelschikking en de houding van de figuren: "Een ander ligt zijn hand op de tafel en kijkt. Een ander blaast (lucht uit) zijn mond. Een ander leunt voorover om de spreker te zien en schermt zijn ogen af met zijn hand. Een ander trekt zich terug achter degene die voorover leunt en ziet de spreker tussen de muur en de leunende man." (p. 109). Veel valt daaruit verder niet op te maken. Ik kom terug op wat Sierra zelf gezegd heeft: "Ik wilde eerst een non-fiction boek schrijven over de schildering, maar er waren zo veel vragen en ik had nergens bewijs voor een antwoord. Dan maar fictie, dan kan ik mijn ideeën over het werk kwijt." (Interview maart 2006, Crimezone Magazine, Gijs Korevaar). Daarmee komen we op een heikel punt uit de recente literatuurgeschiedenis... nl. het illusoir (bedrieglijk!) vermengen van feit en fictie. Sierra had m.i. twee dingen kunnen doen: 1. een (populair-) wetenschappelijke studie schrijven waarin hij zijn hypothese aannemelijk maakt of 2. een historische roman schrijven, die zich baseert op de feiten en op de feiten alleen! Sierra heeft geweten dat hij met geen van beide zou scoren. "Dus maar fictie!" Dat gaat evenwel langs de rand van de misleiding, omdat velen niet komen tot het juiste onderscheid. Een dergelijke vermenging van feit en fictie vinden we ook - zij het veel doorzichtiger en minder knap - bij Dan Brown in de Da Vinci Code. Het antwoord daarop liet niet lang op zich wachten: C.E. Olson & S. Miesel, The da Vinci Hoax: Exposing the Errors in the Da Vinci Code. Het is duidelijk waar Sierra staat. In een naschrift op pg. 379 (na het postscriptum) zegt hij dat de vondst van de Nag Hammadi geschriften veel belangrijker was dan die van de beroemde Dode-Zeerollen. Maar als Da Vinci vervolgens als één van de Katharen uit de bus komt rollen voelen we ons toch een beetje in de maling genomen: The Sierra Hoax.

Sierra, J(avier), Het geheime avondmaal, Amsterdam 2006, ISBN 90 234 1844 1, Oorsponkelijke titel, La cena secreta, Barcelona 2004.