Kooten, G.H. van, Het oecumenisch leesrooster
Thursday 25 September 2008

Image

Ik heb ze allemaal keurig bewaard - de leesroosters vanaf het begin van mijn predikantschap. Eerst heette het ‘Ordening', later ‘Context. Ordening voor het lezen, leren en vieren van bijbelse verhalen in kerk, school en gezin'. Nog weer later ‘In orde'. Het betreft leesroosters, uitgegeven onder auspiciën van de Raad van Kerken en de Nederlandsche Zondagsschool Vereniging (NZV) vanaf de zeventiger jaren van de vorige eeuw. Bij de lezing van van Kootens "Het oecumenisch leesrooster" kwamen die roosters me weer goed van pas. Toch niet voor niets bewaard...

Al tijdens de opleiding in Kampen werd ons ingepeperd (o.a. door Lammens) dat het leesrooster vele voordelen kent boven vrije tekstkeuze. De cantor en zijn cantorij, de organist, de leiding van de kinderdienst - ze weten allemaal al lang van tevoren welke stof er aan de orde is. Er kan goed en tijdig voorbereid worden. De organist kan een passend koraalvoorspel instuderen. De cantorij kan werken aan een passend repertoire. De vergadering van de kinderdienst weet waar ze aan toe is en kan anticiperen met leuke verwerkingen en kleurplaten. De voorganger kan niet langer zijn stokpaardjes berijden, maar zal ook eens preken over (en dus studeren op) een hem onbekend schriftgedeelte. Er is ook meer continuïteit voor de gemeenteleden. Ook elders in het land ging het vanmorgen over hetzelfde schriftgedeelte... Vaak heb ik me braaf aan het rooster gehouden. Maar "elk voordeel heb z'n nadeel" zeggen we tegenwoordig. Dat heb ik ook ervaren. Ik heb gemeenteleden ontmoet, die het me kwalijk namen: "Niet het heilig leesrooster, maar Gods heilig Woord!" Een echte pastor hoort in het licht van de actualiteit en het geestelijk klimaat in zijn gemeente kennend, zelf tot een relevante tekstkeuze te komen. Dat hoort bij zijn geestelijk leiderschap! Pastoraat en eredienst liggen in elkaars verlengde. Deze benadering getuigt van een hoge ambtsopvatting. Dat heeft wat moois en daar ben ik ook best gevoelig voor. Je wilt toch een herder zijn. Daarom moet je het rooster los durven laten om te gemeente te geven wat zij nodig heeft. Iedere predikant heeft de laatste dertig jaar ook wel eens het verwijt gehad dat het elke drie jaar weer over hetzelfde gaat en dat je nooit meer eens een preek hoort over... (vul maar in). Over de bruiloft te Kana hebben we zo langzamerhand genoeg gehoord!

Geurt Henk van Kooten geeft ons in zijn "Het oecumenisch leesrooster (1977-2010) een analyse over de afgelopen dertig jaar. Zijn belangrijkste uitkomst is dat er sinds de introductie van het rooster een marginalisatie van de briefliteratuur heeft plaatsgevonden met name waar het gaat om de Paulijnse brieven. Bepalend voor het rooster is namelijk de driejarige lezing van het evangelie, gecombineerd met een oudtestamentische lezing. Dat betekende een ‘opwaardering' van het Oude Testament. Dit bijbeldeel kwam in de vóór-rooster-periode nogal eens tekort. Het ensemble ‘OT-evangelielezing' werd naar het gevoel van de roostermakers echter verstoord door een (vaak moeilijke) brieflezing. Vandaar dat die gemarginaliseerd raakte. De NZV (volwaardig gesprekspartner naast de sectie eredienst van de Raad van Kerken) zag ook graag af van de brieven ten gunste van de meer narratieve stof. Dat vertelt namelijk beter. Van Kooten vraagt vervolgens nog dieper door naar de theologische achtergronden. Genoemd wordt de neiging om Jezus te zien als een goed voorbeeld (misschien wel hét voorbeeld...) bij de thora. De invloed van Miskotte wordt daarbij genoemd. Tekenend voor die trend is dat in de advent van 1993 Exodus en Leviticus de hoofdlezing (rector-lezing) leveren. In de begeleiding van de kinderdienst heb ik dat ook gemerkt. In de Kerst- en ook Paasprojecten was het verband met Jezus maar moeilijk te leggen. Zeker niet door de kinderen. Dit, samen met het feit dat alle jongetjes in de voorbeeld- en spiegelverhalen van Kind en Zondag Josjua etc. heetten ipv Piet of Klaas, deed de leiding van onze kinderdienst besluiten om over te gaan naar het materiaal van ‘Vertel het maar'. Interessant zijn ook van Kootens observaties tav de hoge en lage christologie. De evangeliën (en zeker de synoptische van de driejarige cyclus) geven aanleiding tot een lage christologie: de historische Jezus aan wie in de eredienst gedacht wordt (memoria Christi). De brieven zijn echter veel eerder geschreven dan de evangeliën en geven veeleer blijk van een hoge christologie! Denk bijv. aan de hymne op Christus uit Filippenzen 2! Dat het vroege christendom begonnen zou zijn bij een lage christologie om later te komen tot een ‘ophemeling' van Christus moet gelogenstraft worden. Dit is een oude negentiende eeuwse liberale opvatting, die op zakelijke gronden weersproken wordt door eigentijdse studies als van Hurtado "Lord Jesus Christ: Devotion to Jesus in earliest Christianity". Het christendom begint met hoog op te geven van Christus! Ik moet zeggen dat de studie van van Kooten mij aan het denken gezet heeft. Misschien zal ik in de jaren die ik nog heb te gaan met meer vrijmoedigheid en grotere vrijheid kiezen voor de vrije tekstkeuze. Per slot van rekening: wanneer hoor je nog eens een preek over een Paulijnse tekst als bijv. Romeinen 3:21... "Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen,... door het geloof in Christus."

Kooten, Geurt Henk van, Het oecumentisch leesrooster (1977-2010). Geschiedenis, filosofie en impact." Netherlands Studies in Ritual an Liturgy 6, Groningen / Tilburg 2007, ISBN 987-90-367-3275-8.