Salutatio Salutis. Begroeting van het heil - Augustinus over Lukas 24:36

Het begin van een nieuwe dag

Voor een welgestelde Romein begon de dag als volgt. Hij werd wakker gemaakt door één van zijn slaven. Hij trok dan zijn toga (officiële gewaad) aan en na het ontbijt begaf hij zich naar de ingang van zijn villa (huis). Daar stonden zijn clientes (gunstelingen) al op hun patronus (beschermheer) te wachten voor de begroeting aan het begin van de dag (prima salutatio). Bij dit beleefdheidsbezoek betuigden de armen hun respect voor de rijke en de rijke toonde zijn bewogenheid met de armen. Hij gaf zijn gunstelingen wat geld om de dag door te komen of om naar de dokter te gaan. Soms hielp hij met raad en daad om een klein bedrijfje op te zetten. Het aanzien van de welgestelde Romein werd afgemeten aan zijn kring van clientes. Zij deden karweitjes voor hem. In de oorlog namen ze het voor hem op en in vergaderingen kon hij rekenen op hun steun.

 

Saluut!

“Nou, saluut dan!” werd of wordt er wel eens gezegd bij wijze van groet. Dat woord ‘saluut’ is afkomstig van het latijnse ‘salutatio’ (begroeting). Het woord heeft een rijke geschiedenis. We komen het tegen in de liturgieviering bij de begroeting van het altaar en van de gelovigen. We horen het bij de begroeting van de heilige maagd Maria: Salutatio beatae Mariae Virginis. Het is een van de onderdelen van een brief. De militair groet zijn meerderen door te salueren. Het kanon geeft saluutschoten als eerbewijs aan personen van hoge rang. En tenslotte kennen we allen de groet “L.S.” dat is “lectori salutem”: den lezer heil! 

Augustinus

De kerkvader Augustinus was theoloog, taalkunstenaar en redenaar. Hij werd geboren op 13 november 354 in Thagaste (in het huidige Algerije) en stierf op 28 augustus 430 terwijl de Vandalen een aanval deden op Hippo, de plaats waar hij bisschop was. Augustinus was een van de grootste auteurs uit de oudheid en heeft ons een omvangrijk oeuvre nagelaten. Hij staat op de grens van het klassieke tijdvak en de periode van chaos en verval na het ineenstorten van het Romeinse Rijk. De taal die hij sprak en de cultuur waarin hij leefde was nog die van Rome en hij had als geen ander kennis van het latijn.

 

Salus

In een van zijn preken, die over Lukas 24:36vv, maakt Augustinus een prachtige opmerking. Hij haalt het woord aan waarmee Jezus zijn leerlingen begroet op de Paasdag. Jezus kwam zelf in hun midden staan en zei: “Vrede zij met jullie”. Dit is – zo begint Augustinus zijn woordspelletje – een “begroeting van het heil” (salutatio salutis). En dan legt hij als een echte leraar uit dat het woord salus in het latijn zowel groet als heil kan betekenen. Het woord salutatio ontleent zijn betekenis aan ‘salus’ en dat is ‘heil’. Daar kun je over preken met Pasen! De Here Jezus is het heil in eigen persoon. Het Heil groet ons op de dag van de opstanding. In Jezus komt het ons tegemoet. Als Jezus ons begroet, dan betekent dat heelheid (heil = heel) en vrede: Sjalom! Vrede zij met jullie!

 

Het begin van een nieuwe morgen

Een paar regels verder is Augustinus al lang weer met andere dingen bezig. Hij attendeert zijn gemeente erop dat de discipelen op de paasdag het hoofd zagen maar niet het lichaam en dat wij het lichaam zien maar niet het hoofd. Een grapje voor insiders, want de kerk wordt wel het ‘lichaam van Christus’ genoemd en Christus zelf ‘het hoofd’ (Efese 4:15 …naar Hem toe, die het hoofd is). Maar de rest van de preek gaat een beetje aan me voorbij, want die gedachte aan de salutatio van Jezus laat me niet meer los. In gedachten zie ik daar Jezus naar buiten komen aan het begin van de nieuwe dag. Hij is opgestaan. Er gloort een nieuwe morgen! De kring van zijn clientes staat al te wachten op de begroeting. Ze kijken met eerbied naar hun beschermheer op en hij geeft hun zijn gunstbewijzen: brood en wijn om de dag door te komen, de zalfolie van zijn Geest als medicijn en een karweitje om te doen in zijn huishouding (een bediening in zijn Koninkrijk!). De leerlingen nemen het door dik en door dun voor hem op. Ze zijn trots op hun Heer en hij wil zijn nieuwe dag niet beginnen zonder hen.

 

Pasen

Wat betekent Pasen anders dan dat de opgestane Heer ons begroet. De Heiland noemt ons bij onze naam en groet ons. Dat betekent vrede! Als het straks Paasmorgen is, dan staan we in alle vroegte op. En onze eerste gang is die naar het huis van onze Heer voor de prima salutatio. Daar komt hij ons tegemoet en blijdschap vervult ons hart. Omdat het Pasen is geweest mogen we van elke nieuwe morgen een Paasmorgen maken. Elke morgen is de Heer daar weer om ons te begroeten en ons de dag door te helpen. En hij is een machtige Heer. Hij is het die dood en zonde overwon. Hij is het die ons weghaalt uit het rijksgebied van de boze en die onze zieke ziel genezen wil.

 

Ik groet je met de vrede van de Heer

Het is veelzeggend dat er groeten zijn waarin de naam van God voorkomt. Dat is bij nader inzien niet zo vreemd als groet en heil ten diepste zo samenhangen. Ajuus zeggen we tegen elkaar – een verbastering van adieu, het Frans voor Gode bevolen. En in Oostenrijk zeggen ze tegen elkaar Grüss Gott, een verkorting van “Grüsse dich Gott”. Te denken is ook aan het spaanse “Vaya con dios” (ga met God). Er zijn er wel die over straat gaan zonder te groeten. Dat kan niet bestaan onder mensen bij wie het Pasen geweest is. Als de Heer jou begroet heeft, dan groeten we ook elkaar met vrede. Een groet brengt een glimlach op het gezicht van de ander. Met een groet wensen we elkaar dan ook het heil toe.

 

De Heer is waarlijk opgestaan

Als de Emmaüsgangers op de Paasdag in Jeruzalem komen, worden ze door de discipelen begroet met het bekende woord “De Heer is waarlijk opgestaan”. Dat is de mooiste begroeting die ik ken. Wat kan er toch veel gebeurd zijn met en rondom die mens die ik ontmoet. Het leven is zo vol met ervaringen, met mooie en met moeilijke dingen. ‘Goeie morgen’ zeggen we tegen elkaar – veelal wat gehaast en gedachtenloos. Straks met Pasen maken we wat meer en bewuster werk van onze begroeting. “De Heer is waarlijk opgestaan! Voor jou een nieuwe morgen, want het is de Heer die ons begroet.”

 

(De tekst van de preek van Augustinus vinden we in S. Aurelii Augustini Opera Omnia, editio latina, PL 38, Sermones, Sermo 116. Een Engelse vertaling vinden we bij R.G. MacMullen, Sermons on Selected Lessons of the New Testament. De groet van Jezus (Lk 24:36) staat in de Vulgata (Latijnse bijbel), niet in de NBG-vertaling 1951 maar weer wel in de NBV.)