spacer.png, 0 kB






spacer.png, 0 kB
preek 17 januari 2010 PDF Afdrukken E-mail
Monday 18 January 2010

Preek gehouden in de avondmaalsdienst van 10 januari 2010 in de Stadsdennenkerk en op 17 januari in de Veldkampkerk te Harderwijk. Lezingen: Exodus 25:10-22 en I Korinthiërs 11:23-26. Tekst: De draagbomen moeten in de ringen blijven, ze mogen er niet uit gehaald worden (Ex. 25:15). Gezongen voor de preek: Psalm 132:6 en 9. Gezongen na de preek: Gezang 158:1,3, en 4.

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
We hebben het op oudejaarsavond gehad over David die een tempel wilde bouwen en de profeet Nathan die bij hem kwam en zei: "Dat mag je niet doen." En dan volgt de Nathansbelofte - een betekenisvolle omkering van zaken. David zal voor God geen huis (geen tempel) bouwen, maar de Here God zal voor David een huis bouwen. Een konings-huis wel te verstaan.

Er zijn theologen die vermoeden, dat er rondom de tempelbouw enig gekissebis is geweest - een beetje welles-nietes-gedoe. Misschien is het nog wel erger geweest: een hevige theologische controverse.

De moeilijkheid hing samen met het ontstaan van Israëls godsdienst en met de ontwikkeling van het Godsbeeld. De God van Israël woonde in een tent, de tabernakel en trok met zijn volk mee door de woestijn. We weten wel van de wolkkolom. Als die verder trok dan brak Israël op en als hij bleef staan, dan legerden ze zich weer. De God van Israël heeft de trekken van een nomadengod. Hij woont in een tent, temidden van zijn volk. Hij is samen met hen op weg naar nieuw land, bewoonbaar land, toekomstig land. Welbeschouwd is dat een prachtig Godsbeeld! God is geen afgodsbeeld, vastgenageld op een sokkel in zijn tempel. God is onderweg - een trekkersgod op de weg van slavernij naar vrijheid.

David had in Jeruzalem een tent neergezet en had daar een eredienst voor God ingesteld. En nu begrijpen we de controverse wel. De priesters die daar dienst deden wilden wel graag een mooiere werkplek - ene prachtige tempel. Dat verhoogde de status van hun God en van hun werk. Maar er waren er ook die waren mordicus tegen. Dat waren natuurlijk geen priesters, maar profeten. Profeten kijken altijd wat verder en komen dan met hun profetische kritiek. Nee, geen tempel! Het moet bij een tent blijven! God is een nomadengod, een trekkersgod. Dat is wezenlijk voor Hem en dus voor onze godsdienst! Zet Hem niet vast op een sokkel. Laat Hem wonen in een tent.

We lazen uit Exodus 25. Dat ligt ook helemaal in lijn met God, de trekkersgod. Er is geen beeld van God, maar wel de voetbank van zijn voeten, zijn troon. God is veel te groot. Het Heilige der Heilige kan Hem niet bevatten. Engelen (cherubs) bedekken met hun vleugels de plaats waar Hij zou moeten zitten. Zo heilig is die plaats. Daar woont de heerlijkheid van God, de Sjechina, zoals de Joden zeggen, de heilige inwoning van zijn Naam.

Die troon van God, de ark van het verbond, was met goud overtrokken van binnen en van buiten. Hij had de vorm van een grote kist met een kroonlijst en een gouden deksel erop. Waarschijnlijk stond hij op poten. Typeren is, dat aan de ark vier ringen waren gemaakt. Daar staken draagstokken door. Die stokken mochten er nooit uitgenomen worden. De ark stond klaar om meegenomen te worden. Door de Levieten. Op hun schouders. Daar heb je het weer: de trekkersgod.

Waar denken we eigenlijk aan bij een troon. We denken aan een koning die zijn wetten uitvaardigt. Ook denken we aan een koning die op zijn troon plaatsneemt om recht te spreken, zijn oordeel te vellen. God heeft Israël zijn wet gegeven. De twee stenen tafelen met daarop de tien geboden zijn ook niet voor niets in de ark gelegd... in de troon van God. Maar staande voor de troon van God kan niemand zich rechtvaardigen. Voor Gods troon valt ieder mens als zondaar door de mand.

Het is dus niet vreemd dat de hogepriester Gods troon (het zoendeksel) en de plaats vóór de troon (de plaats van de beklaagde waar de priester plaatsvervangend stond) op de grote verzoendag besprenkelde met het bloed van de offerdieren. "Heer, we hebben een offer voor u gebracht. Maak van uw rechterstroon een genadetroon." Daarom heette het gouden deksel ook het verzoendeksel. God, de trekkersgod verzoent zich met zijn volk.

Misschien begint het nu een klein beetje te dagen hoe rijk aan symboliek die liturgie van oud-Israël was. De gelovigen werd voor ogen gesteld, dat God de God van het verbond is, dat hij met zijn volk meetrekt, dat hij verzoeningsgezind is, een God die welbehagen heeft in vergeving voor wie zich verootmoedigt.

Dat mag iedere gelovige persoonlijk weten. Ook ieder die een partner gevonden heeft en neerknielt om een zegen voor samen mag het weten: God gaat met ons mee. Ook allemaal samen als Gods gemeente mogen we het weten. God gaat met ons mee! De draagstokken blijven in de ringen. Ze worden daar nooit uitgenomen. God staat altijd klaar om met ons mee te gaan.

Nu hebben wij als nieuwtestamentische gemeente geen ark, geen gouden ringen en draagstokken. Hij heeft ons een ander teken gegeven van zijn verbond, zijn bewogenheid, van zijn genade. Dat is Christus onze Heer. We hebben het gezongen: Geen ander teken ons gegeven; geen licht in onze duisternis; dan deze mens om mee te leven; een God die onze broeder is (Oosterhuis, Gez. 160:2).

Wij hebben geen ark en draagstokken. Wij hebben brood en beker. Wij hebben Christus die vandaag onze gastheer is. Doe dit tot mijn gedachtenis, totdat ik kom. Zoals Israëls priester altijd weer het heiligdom binnenging, zo vieren wij telkens weer het avondmaal: teken van het verbond, teken van de verzoening, teken van Immanuël.

Als we straks naar voren komen mogen we weten dat we delen in het lijden van Christus, maar ook in zijn overwinning. Brood van de ellende én brood van het leven; vergoten bloed én wijn van het koninkrijk. Avondmaal vieren is gemeenschap met Christus. We delen in zijn dood en in zijn leven. We zijn met hem gestorven aan de zonden en met hem opgestaan tot een nieuw leven. We zouden vandaag misschien het woord participatie gebruiken. Participatie blijft niet buiten je staan. Het is iets waarmee je verworteld bent, iemand met wie je verweven bent. Ik leef niet langer mijn eigen vruchteloos bestaan. Christus leeft in mij. Hij staat klaar om met mij mee te trekken. Hij heeft zijn leven geofferd tot een verzoening van al onze zonden. Hij heeft een eeuwig verbond met ons. Amen.

 

spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
spacer.png, 0 kB