Op Goede Vrijdag hield ik een preek met een ‘schriftlezing’
uit het Diatessaron van Tatianus. Op veler verzoek zet ik die op het net. Klik
op ‘lees verder’
Inleiding
in de beginperiode van de kerkgeschiedenis was er nog geen bijbel zoals wij
die hebben; alles netjes ingebonden in één bandje. Er werd gelezen uit boekrollen
/ papyrusvellen. Niet iedere gemeente had ze alle zesenzestig. Boekrollen waren
kostbaar en zeldzaam. Soms werden de boekrollen uitgewisseld. Dat moet u zich
zo voorstellen. De gemeente van Ermelo heeft een boekrol van Jeremia en wij
hebben er een van Jesaja. We ruilen voor een half jaar. En uw predikant
verveelt u een half jaar lang met preken uit Jeremia.
In de tweede eeuw was er een kerkleraar in het Oosten. Hij heette Tatianus en
had gestudeerd bij Justinus die later als martelaar stierf. Tatianus kwam op het
idee om van de vier evangeliën één doorlopend verhaal te maken. Gemakkelijk –
niet? Hij zorgde ervoor dat alles erin kwam. De grootste gemene deler van de
vier evangeliën. Zoiets noemen we een evangeliënharmonie. Dat is wel vaker
gedaan. Calvijn heeft er ook een gemaakt in de vorm van een bijbelcommentaar.
Tatianus noemde zijn evangeliënharmonie het Diatessaron. Ongeveer als volgt te
vertalen: Uit vier samengesteld.
We moeten wel bedenken dat het voor Tatianus een hele klus is geweest. Hij had
geen computer met het programma Word, zodat hij blokken kon trekken en de tekst
steeds weer opnieuw willekeurig kon samenstellen nu eens zus en dan weer zo.
Dit net zolang totdat hij tevreden was. Misschien is hij wel letterlijk aan het
knippen en plakken gegaan met die papyrussnippers. (Heeft hij alles net in de
goede volgorde gelegd – zet iemand de buitendeur open! Waait alles van zijn
bureau. Afijn… een koe is geen konijn.) Het Diatessaron kwam klaar tussen het
jaar 170 en 180. Tatianus volgt zeer nauwgezet de Griekse Bijbeltekst. Alleen
de volgorde van de teksten en dus de compositie van het verhaal is van hem. Iemand
vroeg mij waarom het Diatessaron niet in de bijbel terecht is gekomen. Dat is
maar goed, want als je alles door elkaar husselt, kun je de ‘theologie’ van de
vier evangelisten afzonderlijk niet meer achterhalen. Want zo is het natuurlijk
wel… de evangeliën zijn niet sec objectieve geschiedschrijving. Ze (ook al)
theologie!
Jezus heeft aan het kruis zeven keer iets gezegd. Dat noemen we de zeven
kruiswoorden. Ik heb daarvan een schema gemaakt. Zo ziet u hoe de zeven
kruiswoorden over de evangeliën zijn verdeeld. Het derde komt twee keer voor
nl. bij Mattheüs en Marcus. De andere zes zijn verdeeld (twee keer drie) over
Lukas en Johannes. Dat Tatianus zijn werk zorgvuldig heeft gedaan, blijkt uit
het feit, dat hij ze ook alle zeven noemt. We lezen nu het lijdensverhaal naar
de beschrijving van Tatianus (Kata Tatianon) uit het Diatessaron 51:24 – 52:7.
Diatessaron van
Tatianus (tweede eeuw) 51:24 – 52:7
Samen met Jezus werden nog twee anderen, beiden misdadigers,
weggeleid om terechtgesteld te worden. Aangekomen bij de plek die de
Schedelplaats genoemd wordt, dat is in het Hebreeuws Golgotha, werd hij
gekruisigd, samen met de twee misdadigers, de een rechts van hem, de ander
links. Zo ging in vervulling wat de Schrift zegt: “Hij werd gerekend tot de
wettelozen.” Ze wilden hem met mirre vermengde wijn geven, maar hij nam die
niet aan. Nadat ze Jezus gekruisigd hadden, verdeelden de soldaten zijn kleren
in vieren, voor iedere soldaat een deel. Maar zijn onderkleed was in één stuk
geweven, van boven tot beneden. Ze zeiden tegen elkaar: “Laten we het niet
scheuren, maar laten we loten wie het hebben mag.” Zo ging in vervulling wat de
Schrift zegt: “Ze verdeelden mijn kleren onder elkaar en wierpen het lot om
mijn mantel.” Dit deden de soldaten. En ze bleven daar zitten om hem te
bewaken. Pilatus had een inscriptie laten maken die op het kruis bevestigd
werd. Er stond op “Jezus van Nazareth, koning van de Joden.” Het stond er in
het Hebreeuws, het Latijn en het Grieks, en omdat de plek waar Jezus gekruisigd
werd dicht bij de stad lag, werd deze inscriptie door veel Joden gelezen. De
hogepriesters van de Joden zeiden tegen Pilatus: “U moet niet ‘koning van de
Joden’ schrijven, maar ‘Deze man heeft beweerd: Ik ben de koning van de Joden’.”
“Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven”, was het antwoord van Pilatus. En
het volk stond toe te kijken. De voorbijgangers schudden hun hoofd en zeiden:
“Jij was toch de man die de tempel kon afbreken en in drie dagen weer opbouwen?
Als je de zoon van God bent, red jezelf dan maar en kom van dat kruis af.” Ook
de hogepriesters, de Schriftgeleerden en de oudsten maakten zulke spottende
opmerkingen en zeiden lachend tegen elkaar: “Anderen heeft hij gered, maar
zichzelf redden kan hij niet. Hij is toch koning van Israël, laat hij dan nu
van het kruis afkomen, dan zullen we in hem geloven. Hij heeft vertrouwen in
God gesteld, laat die hem nu dan redden, als hij hem tenminste goedgezind is. Hij
heeft immers gezegd: ‘Ik ben de Zoon van God’.” Ook de soldaten dreven de spot
met hem, ze gingen voor hem staan en boden hem zure wijn aan, terwijl ze
zeiden: “Als je de koning van de Joden bent, red jezelf dan!” Precies zo
beschimpten hem de misdadigers die samen met hem gekruisigd waren. Een van de
gekruisigde misdadigers zei spottend tegen hem: “Jij bent toch de Messias? Red
jezelf dan en ons erbij!” Maar de ander wees hem terecht met de woorden: “Heb
jij dan zelfs geen ontzag voor God nu je dezelfde straf ondergaat? Wij hebben
onze straf verdiend en worden beloond naar onze daden. Maar deze man heeft
niets onwettigs gedaan.” En hij zei: “Jezus, denk aan mij wanneer u in uw koninkrijk
komt.” Jezus antwoordde: “Ik verzeker je: nog vandaag
zul je met mij in het paradijs zijn.” Bij het kruis van Jezus stonden
zijn moeder met haar zuster, Maria de vrouw van Klopas en Maria uit Magdala.
Toen Jezus zijn moeder zag staan, en bij haar de leerling van wie hij veel
hield, zei hij tegen zijn moeder: “Dat is uw zoon” en
daarna tegen de leerling: “Dat is je moeder.” Vanaf dat moment nam die
leerling haar bij zich in huis. Rond het middaguur viel er duisternis over het
hele land, die drie uur aanhield. En de zon was verduisterd. Op het negende
uur, gaf Jezus een schreeuw en riep luid: “Eli, Eli,
lema sabachtani?” Dat wil zeggen: “Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij
verlaten?” Toen de omstanders dat hoorden, zeiden enkelen van hen: “Hij roept
om Elia!” Toen wist Jezus dat alles was volbracht, en om de Schrift geheel in
vervulling te laten gaan zei hij: “Ik heb dorst.” Er
stond daar een vat water met azijn; ze staken er een majoraantak met een spons
in en brachten die naar zijn mond. Nadat Jezus ervan gedronken had zei hij: “Het is volbracht.” Maar de anderen zeiden “Niet doen,
laten we eens kijken of Elia hem komt redden.” En Jezus zei: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat ze doen.” En
hij schreeuwde luid en zei: “Vader, in uw handen beveel
ik mijn geest.” En hij boog het hoofd en gaf de geest.
Preek op Goede
Vrijdag 2014 – Stadsdennenkerk Harderwijk
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Wat is het kenmerk van de Goede Vrijdag? Is het niet de soberheid, de stilte… -
dat de kerk zichzelf indachtig maakt wat de kruisdood van Jezus voor haar
betekent?! En ligt het niet voor de hand dat we dan allereerst kijken naar het
gebeuren zelf: Hoe Jezus dat onderging en wat hij toen gezegd heeft?
Het is frappant dat er zeven kruiswoorden zijn, verspreid over vier evangeliën.
Zeven, het getal van de volledigheid. Dat is temeer verwonderlijk omdat de vier
evangeliën hun eigen ontstaansgeschiedenis hebben. De enige die het
gemanipuleerd kan hebben is de evangelist Johannes die het laatste schreef en
die drie kruiswoorden noemt in het besef dat er al vier circuleerden.
Toen Tatianus de vier evangeliën tot één geheel samensmolt, vergat hij niet om
zeven kruiswoorden te noemen. De evangeliënharmonie van Tatianus is in het
Oosten wijdverbreid geweest. De schriftlezing werd eruit gedaan. We moeten
bedenken dat de Bijbelboeken (66) nog niet in één bandje waren samengebonden
zoals bij ons nu. In het besef, dat over elk kruiswoord wel een preek te
schrijven zou zijn, willen we ze vanavond toch alle zeven bemediteren.
Stilstaan bij het kruis, onder het kruis. Stilstaan bij wat Jezus te zeggen
heeft op Goede Vrijdag.
Traditioneel is het woord “Vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen” het
eerste. Feitelijk wisten die soldaten dat ook niet. Ze deden domweg wat hun
opgedragen was door Pilatus. Wisten zij veel!? Ze verdiepten zich niet in alle
achtergronden. Hun was een executie opgedragen. Weigeren stond gelijk aan
insubordinatie. Intussen voltrekken ze wel een buitengewoon onrechtvaardig
vonnis.
Toen ik nadacht over het eerste woord, kwam bij mij boven het zeventig maal
zeven maal van Jezus. Ze hadden eens aan Jezus gevraagd: Hoe vaak moet je
iemand vergeven? Hij had gezegd: zeventig maal zeven maal! Je kunt zeggen wat
je wilt, maar hier hangt iemand die wáár maakt wat hij gezegd heeft. Onder de
gegeven omstandigheden zou iedereen gevloekt hebben. Loop naar de hel! Jezus
niet. Hij bidt.
Het tweede kruiswoord is het paradijswoord: in paradiso! Je denkt aan een
requiem. Het Requiem van Fauré. Sterven en ingaan in de hemelse gelukzaligheid.
Er is veel geschreven over de kruiswoorden. Eén van de auteurs opent een erg
mooi gezichtspunt. Hij zegt: Op Goede Vrijdag heeft Pilatus er één vrijgelaten.
Eén van de twee: Barabbas. Op Goede Vrijdag heeft ook Jezus er één vrijgelaten.
Eén van de twee (misdadigers): de berouwvolle moordenaar aan het kruis. In
paradiso! Wie zal de gelukzaligheid en de nabijheid van de Eeuwige proeven? De
mens die niet langer zichzelf rechtvaardigt, maar die leert zeggen: Gedenk
mijner! Ontferm u! Ik leef van genade.
Het derde woord en het laatste voor de grote duisternis is het testament van
Jezus. Het is het geboorteuur van de kerk. Johannes was ongetwijfeld de beste
vriend van Jezus en Maria was zijn moeder. De laatste wilsbeschikking van Jezus
is dat Johannes voor Maria als een zoon zal zijn en Maria voor hem als een
moeder. Dat gaat de natuurlijke verbanden te boven. Ook als wij elkaar broeders
en zusters noemen gaat dat de natuurlijke verbanden te boven. Het is de laatste
wil van Jezus dat we een liefdesgemeenschap zijn. Dat is het geboorte-uur van
de kerk. We komen in een andere relatie tot elkaar te staan. We worden broeders
en zusters met God als onze Vader door het werk van Christus de Heer. Dit is
Jezus’ testament! Dit is het Nieuwe Testament. Dit waren de laatste woorden van
Jezus met een adres aan de mensen: de soldaten, de misdadiger en zijn moeder en
broeder. Eens had Jezus tegen Maria gezegd: Vrouw wat heb ik met u van doen?!
Maar nu betreffen zijn laatste woorden toch het welzijn van zijn moeder.
Dan komt de grote duisternis van twaalf tot drie uur. En daarna roept Jezus
uit: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten. Hier is niet meer de
intimiteit met de Vader. Jezus noemt God niet zijn Vader! Het is ‘God’. Maar
het blijft wel mijn God. Hier wordt
het grote waarom van alle eeuwen samengebald in die ene uitroep. Dat is de
grote verzoeking. Dat is de hel.
Bij dit kruiswoord moet ik altijd denken aan een pastoraal bezoek dat ik eens
bracht bij iemand die kanker gekregen had. De vrouw die ik bezocht zei: “Niet
dat ik ziek ben geworden is het allerergste. Het allerergste is je geloof in
God kwijtraken.” Dit is de precieze expressie van het kruisgebeuren. “Niet het
snijden doet zo’n pijn; maar het afgesneden zijn.” (Vasalis). Het is voor de
mens onmogelijk en onaanvaardbaar om afgesneden te zijn van de eeuwige Grond
van ons bestaan.
Na deze ervaring van God-verlatenheid moet Jezus geweten hebben dat het voorbij
was. Het wordt weer licht. Hij zegt: Ik heb dorst. Waar hij eerst de zure wijn
weigerde, neemt hij die nu dankbaar aan. Het geeft hem de kracht om de laatste
twee kruiswoorden te spreken, waarschijnlijk snel achter elkaar. “Het is
volbracht.” En het avondgebed voor het slapen gaan: “Vader in uw handen beveel
ik mijn geest.” Die laatste twee woorden horen wel erg bij elkaar. Ik heb mijn
taak volbracht. Nu mag ik rusten gaan.
Zo staan we op Goede Vrijdag bij het kruis en we vragen ons verwonderd af
hoeveel goeds er gelegen kan zijn in zo’n wrede executie. Dat ‘goede’ wordt
alleen maar zichtbaar in het licht van Pasen. Het evangelie is een plek licht
rondom het kruis. Jezus die zeventig maal zeven maal vergeeft, die de mensen schenkt
aan elkaar – hij heeft ons in het paradijs gebracht. In paradiso. Wat daar op
Vrijdag gebeurde heeft eeuwig gewicht. Daarom is het ondanks alles een Goede
Vrijdag. God heeft er met Pasen zijn handtekening onder gezet. Amen.
|