spacer.png, 0 kB






spacer.png, 0 kB
preek 8 mei 2011 PDF Afdrukken E-mail
Tuesday 10 May 2011

Meditatie bij het avondgebed in de Stadsdennenkerk te Harderwijk op zondag 8 mei 2011. De Lezing was Johannes 19:31-37. De tekst was Johannes 19:35 "Hiervan getuigt iemand die het zelf gezien heeft, en zijn getuigenis is betrouwbaar. Hij weet dat hij de waarheid spreekt en wil dat ook u gelooft."

Gemeente van Jezus Christus,
Kunstenaars maken soms gebruik van foefjes om hun eigen naam en persoon aan een kunstwerk te verbinden. Schilders kunnen hun schilderij signeren, maar voor sommigen is dat niet genoeg. Zo zijn er steeds mensen geweest die van mening zijn, dat Leonardo da Vinci zichzelf heeft afgebeeld in een van de discipelen aan de tafel van het laatste avondmaal - misschien Petrus? Daar zijn veel voorbeelden van te geven. Zo kun je jezelf op een schilderij vereeuwigen en niet alleen dat: Je kunt jezelf ook een bepaalde rol toebedelen. Op een bepaalde manier figureren. Iets van jezelf zeggen, blootgeven - min of meer verborgen.

Voor de componist Johann Sebastian Bach was het getal 14 belangrijk: een thema van 14 maten lang. De naam van Jezus Christus in de veertiende maat. Maar 14 is dan ook de letterwaarde van de naam BACH. Zo nam hij zichzelf mee in zijn muziek. Een soort muzikale handtekening. B=2, A=1, C=3. Samen 6. H=8. 6+8=14. De H is de oude benaming voor de noot Bes.

Als je in oude middeleeuwse kathedralen komt, dan zie je op kapitelen soms allerlei figuren afgebeeld. Niet zelden zie je ook een mannetje met een winkelhaak en de gereedschappen van een timmerman of bewerker van stenen. Dat is dan de bouwmeester van de kathedraal. Zo heeft hij zichzelf meegenomen in zijn eigen bouwwerk. Soms zijn we zijn naam vergeten, maar zijn beeltenis is gebleven. Zo blijft hij altijd een beetje aanwezig, zolang het kunstwerk bestaat... een huis voor God, een kunstwerk voor God!

Zo zijn er toneelschrijvers of regisseurs die een stukje meespelen in hun eigen film. Of schrijvers die zichzelf identificeren met een van de hoofdkarakters uit hun roman.

En zo is het nu ook met de evangelisten. Ze noemen hun eigen naam niet, want het gaat over Jezus Christus de Heiland. Maar toch voeren ze zichzelf ten tonele. Ze laten doorschemeren, dat ze er bij waren. Dat doen ze ieder op een eigen manier, maar onmiskenbaar. Zo geven ze aan het evangelie hun handtekening mee.

Marcus heeft het over een jongeman, die inderhaast naar de hof van Getsemané was gegaan toen de soldaten eraan kwamen. Hij was in pyjama, een licht nachtgewaad. De soldaten kregen hem bijna te pakken. Ze hielden zijn kleed in de hand en hij rukte zich los, wegvluchtend in zijn ondergoed. Die jongeling heette Johannes Marcus. Zijn moeder heette Maria. Hij werd de latere schrijver van het evangelie naar Marcus. Mattheüs komt ook zelf in zijn eigen evangelie voor. Hij is dezelfde als Levi, die bij het tolhuis zat, toen Jezus bij hem langs kwam en hem riep. Lukas heeft het niet over zichzelf, maar hij was arts en vertelt ons de meeste genezingswonderen. Zo zet hij toch ook weer zijn eigen handtekening onder het evangelie. Johannes noemt zichzelf in het evangelie "de discipel dien Jezus liefhad". Dat uit bescheidenheid. Maar tegen het eind van het evangelie zet ook hij zijn eigen handtekening. Het is vers 35: "Hij die het gezien heeft weet dat het waar is en getuigt ervan, opdat u het zult geloven." Dat is Johannes zelf. Hij spreekt hier over zichzelf.

Wat heeft Johannes gezien? Hij zag dat er water en bloed uit de zijde van Jezus vloeiden, toen de hoofdman met een speer in diens zijde had gestoken. Dat geldt als een onbetwistbaar bewijs dat Jezus overleden was. De medische wetenschap beaamt dat zoiets voor kan komen bij wat genoemd wordt een cardiale decompensatie. Ik ben geen medicus, maar wil het graag geloven. Waarom noemt Johannes dit bewijs van Jezus dood? Wel, er waren er in zijn tijd, die geloofden dat Jezus een schijnlichaam had en dus nooit écht gestorven kon zijn. Zulke meningen circuleerden in de Gnostiek. We noemen dit het zgn. docetisme. ‘Nee', zegt Johannes. Jezus is écht fysiek dood geweest. En nu leeft hij weer. Wel in een andere zijnswijze, een andere hoedanigheid, waarin hij niet meer sterven kan. Maar hij is dood geweest en zie hij leeft!

In de johanneïsche geschriften is dit woord van ‘water en bloed' tot een thema geworden. Bloed is het verzoenend lijden en sterven van de Heer. Water is de doop waardoor wij deel krijgen aan Christus en zijn heil. In de eerste brief van Johannes staat dat er drie getuigen zijn in de hemel: de Vader, de Zoon en de Geest. En er zijn drie getuigen op de aarde. Het water, het bloed en de Geest die het ons geloven doet (I Joh. 5:6vv). Met Johannes 19:35 zet de evangelist zijn handtekening onder het evangelie. Het is écht gebeurd. Ik heb het zelf gezien: Water en bloed. En ik getuig ervan, dat Jezus dood geweest is en leeft. En ik wil dat jullie het ook geloven. Amen.

 

spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
spacer.png, 0 kB