Geh aus mein Herz und suche Freud |
![]() |
![]() |
![]() |
Sunday 09 September 2007 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het vierhonderdste geboortejaar van Paul Gerhardt herdacht 1607 - 2007.
Dit lied is ontstaan omstreeks 1650 in Mittenwalde en voor het eerst gedrukt in de tweede editie van Johann Crügers Praxis pietatis melica van 1653. We worden uitgenodigd ons te verwonderen over de schoonheid van de natuur, die beschreven wordt met de uitbundigheid van een mooie zomer. Reeds in de derde regel wordt duidelijk hoe we naar die natuur hebben te kijken: Het is een gave van God! De natuur wordt transparant tot op God. Zijn goedheid wordt daarin zichtbaar. In de eerste zeven strofen wordt de natuur in haar volle schoonheid ten tonele gevoerd, de bomen, de bloemen, de vogels, de beken, de weide, de schapen, de bijen, de wijnstok, het koren. Jesaja zou gezegd hebben: de bomen klappen in de handen ter ere van God de Schepper. Gerhardt roept het gevoel op van Psalm 104, de natuurpsalm waar zijn lied toch wel erg veel op lijkt! "O Heer, hoe groot moet dan uw wijsheid zijn; Gij hebt het al gemaakt, van groot tot klein." (Liedboek Ps. 104:7). Het is het gevoel dat zich ook sterk maakt bij het zingen van Gezang 479 uit het Liedboek: "Aan u behoort, o Heer der heren; de aarde met haar wel en wee... Laat dan mijn hart U toebehoren; en laat mij door de wereld gaan; met open ogen, open oren; om al uw tekens te verstaan." In strofe 8 vindt de omslag plaats van de beschrijving van de natuur naar de mens die haar beschouwt. Strofe 8 begint met "Ik". Als in stofe 9 sprake is van "deze arme aarde", dan ligt daarin samengebald al het verdriet dat de tijdgenoten van Gerhardt in de dertigjarige oorlog gezien en ervaren hebben. Maar de natuur is als een tuin - een lusthof! (strofe 1: Schau an der schönen Garten Zier...). En dat laat ons verlangen naar de volkomenheid bij God: "Welch hohe Lust, welch heller Schein; Wird wohl in Christi Garten sein!" (strofe 10). Die toekomst geeft ons moed om verder te gaan ondanks de ontberingen van deze tijd en dit leven (dieses Leibes Joch; strofe 12). Door de kracht van de Heilige Geest geleid (strofe 13 en 14) zullen we tenslotte ingaan in Gods paradijs waar we Hem eeuwig dienen mogen. [1] Voor de tekst van het Toleranzedikt (1664) klik hier. Klik daarna op de tekst voor een vergroting. [2] Evangelisches Kirchengesangbuch, Ausgabe für die Evangelisch-reformierte Kirche in Nordwestdeutschland, Gütersloher Verlagshaus, Luther Verlag, und Neukirchener Verlag, Gesang 371 [3] Een compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het liedboek voor de kerken, Amsterdam 1977, p. 959. [4] P. Gerhardt, Geistliche Lieder, Stuttgart 1991, Nachwort von Gerhard Rödding, S. 147ff.; Johannes Arndt, Het derde boek van het ware christendom. Over de innerlijke mens, Vertaald en toegelicht door ds. J. Happee, p. 11, 132. [5] Een compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken, Amsterdam 1977, p. 956 (commentaar van Ad den Besten). [6] Gegevens over de Harder-melodie zijn ontleend aan Helmut Lauterwasser, August Harders Melodie zu Geh aus mein Herz, und suche Freud. |