spacer.png, 0 kB






spacer.png, 0 kB
preek 20 maart 2011 PDF Afdrukken E-mail
Tuesday 22 March 2011

Preek gehouden op 20 maart 2011 in de morgendienst van de Stadsdennenkerk te Harderwijk. De lezingen waren Daniël 9:15-19 en Lukas 22:39-46. De vertelling voor de kinderen had het thema 'in de put' meegekregen.

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

De grote rampspoed in Japan en in Noord Afrika laat ons niet onberoerd. Het verdriet, de ellende, de ontreddering - het raakt ons hevig. Het zijn mensen zoals wij die dit overkomt. De aardbeving, de vloedgolf, de problemen in Fukusjima ten gevolge daarvan...

Als vanzelf komen daar de religieuze vragen. Is dat een straf? Had God dat niet kunnen voorkomen? Kunnen we dat rijmen met goeds goedheid en liefde. Ik denk niet dat wij ons God (nog) voorstellen als iemand die boven op de knoppen drukt. Zo simpel is het niet, al was het alleen maar omdat God in Christus met ons door de diepte gaat.

Wij kunnen niet ontkennen dat er een schaduwzijde is aan Gods goede schepping. De natuur is lieflijk. Kijk naar de ontluikende lente. Maar de natuur is ook ontzagwekkend. Mensen kunnen zomaar wegspoelen. Je levenswerk kan zomaar wegspoelen. God is wel de goede Schepper, maar ergens aan de rand blijft toch de dreiging van de chaos.

Het gelijk van de milieubeweging is dat niet alles ons zomaar overkomt. De problemen met radioactiviteit zijn het gevolg van keuzen die wij gemaakt hebben. Daarin komt een behoorlijke portie eigen verantwoordelijkheid mee. Daar kunnen we God niet zomaar de schuld van geven... Daar zijn we zelf scheppers van een werkelijkheid die we zelf gecreëerd hebben.

En waar mensen op elkaar schieten, zoals Kadhafi op zijn eigen burgers, daar is het wel helemaal duidelijk dat God zich omdraait. Daar is de ellende zo groot en het onrecht zo hevig dat aan de kant staan niet langer mogelijk is. Daar dienen naties zich te verenigen en verantwoordelijkheid te nemen.

Bij het zien van zoveel ellende kunnen we beter praten met God dan over God. Het gebed is het enige wat ons rest zei iemand mij deze week op huisbezoek. Bidden en het tonen van barmhartigheid: hulp voor mensen die geen helper hebben.

In het naar hem genoemde boek zien we Daniël als bidder. Het is opvallend dat hij eerst de bijbel leest voor hij zijn handen vouwt. Dat staat aan het begin van het hoofdstuk (vers 2). Daniël leest de boekrol van Jeremia. Ik zeg altijd: Je moet bidden met je handen op de bijbel, want anders ga je allerlei dingen zeggen en vragen die niet in lijn zijn met het Koninkrijk van God.

In ballingschap aan het Babylonische hof ziet Daniël de verwoeste stad Jeruzalem voor zich en alle ellende die de ballingschap gebracht heeft. En dan grijpt hij naar de bijbel: "Here hoe lang nog?" Hij slaat er de profeet Jeremia op na.

Na de schriftlezing vouwt hij zijn handen. En we kunnen van zijn gebed wel wat leren. In de eerste plaats spreekt Daniël inclusief. Hij klaagt zijn volk niet aan zonder zichzelf er bij in te sluiten. Hij heeft het niet over zij, maar over wij. Hij gaat niet vroom op een afstand staan, maar is een met zijn volk. Hij heeft zelf de genade even hard nodig als alle anderen.

In de tweede plaats heeft Daniël voorbeelden. Dat komt omdat hij een bijbellezer is. In vers 17 zegt hij: "Luister naar het gebed van uw dienaar." En in datzelfde vers zegt hij: "Doe uw aangezicht lichten over de verwoeste tempel." Dat zijn woorden van Mozes (uw dienaar) en van Aäron (aangezicht lichten...). Als je de bijbel leest, krijg je voorbeelden en woorden om mee te bidden.

En als Daniël dan begint te bidden en de gestalte aanneemt van een voorbidder, dan begint hij met een schuldbelijdenis: Vergeef ons Here onze zonden en ook de zonden van onze voorvaders die zij hebben gedaan. Wij spreken niet altijd met zoveel eerbied over ons voorgeslacht. Wij zouden het wel beter gedaan hebben. Zo niet Daniël. Hij bidt (plaatsvervangend) voor zijn vaderen.

In zijn gebed herinnert Daniël God aan zijn grote daden: de uittocht! U hebt uzelf een NAAM gemaakt... uw NAAM uitgeroepen over uw volk, uw stad, uw heiligdom. U heeft zichzelf bekend gemaakt als een Redder. Maak dat dan nu ook weer waar aan uw volk. Daniël maakt het heel persoonlijk: "Mijn God". Zo sprak ook Jezus aan het kruis: Eli, Eli...

Als we nu Jezus zien in de olijftuin van Getsemané, dan zien we daar ook de gestalte van een voorbidder. Jezus vereenzelvigt zich met het lot van de mensen. Hij sluit zichzelf niet uit, maar in. Hij bidt later aan het kruis over vergeving: Vader vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen. Hij houdt vast aan God die zijn NAAM grootgemaakt heeft en die ook hem redden kan.

"In de put" is vandaag het thema van het project. Toen Daniël in de put zat - in de leeuwenkuil - stuurde God zijn engel om hem te beschermen (6:23). Toen Jezus in de put zat, zond God ook zijn engel in Getsemané. Dat vertelt Lukas ons als enige... "Uit de hemel verscheen een engel om hem kracht te geven.

We krijgen vandaag een voorbeeld mee van hoe je bidden moet. Bij het zien van nood en ellende - laten we dan proberen om ook voorbidders te zijn zoals Daniël en Jezus onze Heiland. Niet aan de kant gaan staan. We zeggen niet zij maar wij. Mens met de mensen. Vragen om vergeving. Een pleidooi. Want is onze Redder. En weet... als de nood op het hoogst is, als je in de put zit, geeft God een engel om ons bij te staan. Amen.

 

spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
spacer.png, 0 kB