spacer.png, 0 kB






spacer.png, 0 kB
preek 25 oktober 2009 PDF Afdrukken E-mail
Thursday 29 October 2009

Deze preek werd gehouden op zondag 25 oktober 2009 's avonds in de Plantagekerk te Harderwijk in het kader van het jaarthema "Leeswijzer bij de bijbel". De lezingen waren Jesaja 49:14-20 en Kolossenzen 3:1-4.

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

In de Protestantse Wijkgemeente Stadsdennen hebben we dit seizoen gekozen voor een wat meer inhoudelijk jaarthema. Nu eens even niet de vraag hoe we kerk zijn, maar wat  ons tot kerk maakt. Uitgangspunt vormen de belijdenisgeschriften die genoemd staan in art. 1 van kerkorde van de PKN - de Protestantse Kerk in Nederland. Zo'n geloofsbelijdenis of belijdenisgeschrift leert ons hoe we de bijbel hebben te lezen. En - dat laat zich verstaan - zo'n geschrift is gedateerd d.w.z. verbonden aan een traditie (Geref. Katholiek, Orthodox), afkomstig uit een bepaalde tijd.

We willen vanavond eens nadenken over een kernwoord uit de Gereformeerde traditie nl. het woord ‘verkiezing', ook wel ‘uitverkiezing'. Dat woord is door Johannes Calvijn heel vaak gebruikt en één van onze belijdenisgeschriften is er zelfs aan gewijd: de leerregels van Dordt, ook wel genoemd de vijf artikelen tegen de Remonstranten. Die belijdenis werd opgesteld tijdens de nationale synode in Dordrecht in 1618-1619, dus midden in de tachtigjarige oorlog tijdens het twaalfjarig bestand. We zouden die synode evengoed ook een internationale synode kunnen noemen, want er waren afgevaardigden van de Gereformeerde kerken in Engeland, de Palts, Hessen, Genève, Zwitserland, Schotland, Bremen.

Wat bedoelde Calvijn en wat bedoelden onze Gereformeerde vaderen nu eigenlijk met dat begrip ‘verkiezing' of ‘uitverkiezing'? We kunnen dat het beste aanduiden met wat de Dordtse leerregels ervan zeggen: "Dat God aan sommigen in de tijd het geloof schenkt (en), aan anderen niet, komt voort uit zijn eeuwig besluit, want al zijn werken zijn Hem van eeuwigheid bekend (Hand. 15:18) en: Hij werkt alles naar de raad van zijn wil (Efese 1:11). Intussen wordt er ook gezegd, "...dat de oorzaak of schuld van het ongeloof, evenals van alle andere zonden, volstrekt niet in God, maar in de mens gelegen is." Mensen blijven dus hoe het ook zij zelf verantwoordelijk.

Wat kan de gelovigen uit de Reformatietijd bewogen hebben om dat zo zwaar aan te zetten: ...dat ons heil, ons behoud, de redding van onze ziel, van eeuwigheid af in Gods vrijmachtige keuze voor ons besloten ligt. Daarmee kom ik aan het hart van de zaak en dat is eigenlijk meer cultuurfilosofie dan theologie. Het hangt helemaal samen met de tijd waarin gedacht en geloofd en geschreven werd. Dat was een turbulente tijd, waarin alles zo'n beetje op losse schroeven stond. Het eind van de Middeleeuwen, de Renaissance, het begin van de Nieuwe Tijd. Eeuwenlang was het wereldbeeld vast en omlijnd geweest. De aarde stond in het midden van het heelal en de zon en planeten, de maan en de sterren, draaiden om haar heen. Gods bestaan werd niet betwijfeld. Hij had een verbond met zijn volk en ik hoorde veilig en wel bij die gemeenschap en was geborgen.

Maar nu kwamen daar in die tijd, nu de Middeleeuwen voorbij waren, natuurkundigen en die beweerden dat de zon in het midden stond en dat de aarde maar een planeet was die daarom heen draaide. Het leek wel alsof de aarde werd losgeslagen van haar kettingen en dreigde te verdwijnen in de onmetelijke ruimte van het heelal. En er waren filosofen die God niet langer centraal stelden, maar het individu, het ‘ik' - of met een moeilijk woord het ‘subject'. Een weinig later zou Descartes zeggen: Er is niets zeker. Het enige dat ik weet is dat ik denk en dus besta ik. Het leek wel alsof de mens helemaal alleen overbleef met zichzelf, helemaal overgelaten aan zichzelf in een onmetelijk heelal waarin niets meer zeker was.

Dat gaf veel angst: Waar moet ik heen... ik, een nietig individu, verloren in een oneindige kosmos? En nu kom ik waar ik wezen wil. Calvijn en de Gereformeerde vaders vroegen zich af waar ze voor dat nietige en kleine ‘ik' nog enige grond en hou-vast konden vinden. Dat zou ik willen noemen, de verankering of de berging van het subject. Waar vind ik als nietig mens mijn eeuwig heil? Het antwoord is duidelijk: in God, in zijn eeuwig raadsbesluit. Hij heeft voor mij gekozen, van eeuwigheid af. Hij is de vaste Grond van mijn behoud. Daar hecht mijn anker voor altijd! Mijn arme ‘ik' verdwijnt niet in de onmetelijkheid van het heelal, maar is verborgen bij God. Verkiezing is geborgenheid.

Die verankering in God, daar is de bijbel vol van. Ik heb een tekst uit het Oude en uit het Nieuwe Testament genomen. God heeft onze naam in zijn handpalm gegrift. En ons leven is door Christus verborgen in God. Even bijbels als de geborgenheid bij God is de zondenvergeving door Christus de Heer. Daardoor zijn we geborgen bij Hem.

Dat Jesaja zo de nadruk legt op de (persoonlijke) heilszekerheid, dat zou ook wel eens met zijn tijd te maken kunnen hebben, die van de Babylonische ballingschap. Het volk Israël dreigde verloren te gaan in het rumoer der volkeren. Het individu al helemaal. Waar vind ik mijn zekerheid nog? In de keuze van God voor mij en mijn volk. Ons leven is in Zijn handpalm gegrift. We zijn in goede handen.

Augustinus, rond het jaar 400, gebruikt ook vaak het woord verkiezing. In het Latijn predestinatio. Ik ben geen patroloog (kenner van de theologie van de kerkvaders), maar ik durf de stelling aan, dat dit ook met zijn tijd te maken had. Tijdens het leven van Augustinus zakte het Romeinse Rijk in elkaar. Attila en de Hunnen en daarna de tijd van de grote volksverhuizing. Als Augustinus op zijn sterfbed ligt belegeren de Vandalen Hippo Regius. Niets was meer zeker. Alles was losgeslagen. Een tijd van chaos. Het Christendom in Europa volledig ongeorganiseerd. Men ging de donkere middeleeuwen in. Het christelijk geloof moest zien te overleven in Noord Afrika. Als die ‘kerkprovincie' er niet geweest was, was het Christendom misschien wel uitgestorven. Augustinus vraagt zich af: Waar vind ik mijn zekerheid, waar hecht mijn anker? Het antwoord is: In God, de grond van mijn bestaan, in Zijn keuze voor mij. Hij heeft van eeuwigheid af voor mij gekozen.

Dat is ‘uitverkiezing'. God heeft mij uitgekozen, voor mij gekozen. Daar kan niets en niemand wat aan veranderen. Ook ikzelf niet, terwijl ik tegelijk volledig verantwoordelijk blijf en kiezen moet voor God.

Maar nu komt de narigheid. Als God dan alles weet en bewerkt, dan weet hij blijkbaar ook dat sommigen níet voor Hem kiezen en verloren gaan. Dat staat ook in de Dordtse leerregels: ...dat God aan sommigen het geloof niet schenkt. Calvijn en onze Gereformeerde vaderen hebben zelfs durven zeggen dat God ook mensen uitverkiest om verloren te gaan. Er is - met een moeilijk woord - een dubbele predestinatie. Er zijn er voorbestemd voor het eeuwige leven en er zijn er voorbestemd om verloren te gaan. Ook hebben theologen hun best gedaan om daarbij bewijsplaatsen uit de Schrift te vinden. En als je zoekt vind je ook wel wat...

Toch hebben we een probleem als we zeggen dat God sommige mensen verloren laat gaan en dat Hij dat allemaal al van te voren geweten en zo bedoeld heeft. In een mooi artikel in het laatste ouderlingenblad (okt. 2009) zegt dr. A. de Reuver: "God draait niet aan een onpersoonlijk rad van fortuin." Zo is het! God zet niet het mes er in... die wel, die niet, die wel, die niet. Zo kunnen we over God niet denken anders wordt Hij een huiveringwekkende God.

Wij zijn gewend, en zeker in de theologie, om alles met ons verstand te beredeneren: God heeft het ene altijd al geweten, dus ook het andere. Maar we vergeten dat ons verstand, ons nadenken, op veel punten tekortschiet. Er zijn veel irrationele dingen, maar die zijn daarmee nog niet slecht of onbe-grijp-elijk. Je kunt het alleen niet grijpen (niet vatten en bevatten) met je verstand en met de wetten van de logica. In een boek over yoga las ik in de afgelopen week dat gevoelens oneindig veel dieper gaan dan onze gedachten. Ons handelen wordt veel meer door gevoelens aangestuurd dan door gedachten. Ons denken is als een ijsberg. 9/10e  ervan zit onder water. IJsbergen botsen ook nooit boven water tegen elkaar, maar onder water. Laten we ons verstand dus niet overvragen. Er zijn dingen waar me niet bij kunnen, die we niet kunnen begrijpen. Zeker ook in het geloof.

Ons leven is voor eeuwig verankerd in God. Hij heeft van eeuwigheid her voor ons gekozen. Toch zijn er mensen die niet voor Hem kiezen en die naar het schijnt hun leven vergooien en verloren laten gaan. Het zij zo. We kunnen het niet begrijpen. Maar we kunnen er God ook niet de schuld van geven. Want... en dat staat als een paal boven water: God is liefde. En ik zeg het nog maar eens een keer. God is liefde. De liefde in eigen persoon. Amen.

Tags: uitverkiezing; verkiezing; Synode van Dordt; Vijf artikelen tegen de Remonstranten

 

spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
spacer.png, 0 kB