spacer.png, 0 kB






spacer.png, 0 kB
Dichtregels PDF Afdrukken E-mail


De volgende dichtregels zijn geschikt om te worden geplaatst bovenaan het overlijdensbericht:

Er mag geen rouw en weenen wezen,
Want sterven is niets dan genezen
Van aardsch gebrek tot hemelsch goed.

Wij weten 't wel; maar onze zinnen
Zijn nog vervuld van tijdlijk minnen
En voelen slechts hoe wee het doet.
(Willem de Mérode)

De mensen van voorbij
zijn in het licht, zijn vrij.
Bij God mogen ze wonen
daar waar geen pijn kan komen
(Hanna Lam)

Groot is uw trouw, o Heer, aan mij betoond.

Haar levensscheepje was juist uitgevaren
een pril begin in 't koesterend zonnelicht.
De grote Stuurman was de eerste die 't aanschouwde
en was er óók bij 't laatste vergezicht.

Als g' in nood gezeten
Geen uitkomst ziet
Wil dan nooit vergeten
God verlaat ons niet

Jezus kwam en nam in stil erbarmen
hem veilig in zijn armen

Het is waar, de dood kunnen we niet ontgaan.
Dat is ook niet erg.
Want dan begint de grote logeerpartij
bij een gastheer die zo boeiend is,
dat de tijd volledig stil gaat staan
en eeuwig wordt.
(Godfried Bomans)

De dood is slechts het doven van de kaars,
omdat de ochtend is aangebroken.

In Gods handen liefdevol geborgen

God heeft ons geen kalme reis beloofd,
maar wel een behouden aankomst.

En telkens weer zullen
we je tegenkomen.
Zeg nooit het is voorbij
slechts je lichaam werd
van ons afgenomen.
Niet wat je was en
ook niet wat je zei.

Veilig in Jezus armen

Rust nu maar uit,
je hebt je strijd gestreden,
je hebt het met veel moed gedaan.
Wie kan begrijpen wat je hebt geleden?
En wie kan voelen wat je hebt doorstaan?

'k Stel mijn vertrouwen op de Heer mijn God

Op uwe morgen zult Ge ons halen.
We ontstijgen aan dit aards bestaan,
en gaan  - uw hoge vensters stralen -
recht op uw open huisdeur aan.
(Willem de Mérode; zie Liedboek voor de kerken Gez. 394:7)

O Jezus, hoe vertrouwd en goed
klinkt mij Uw naam in 't oor,
als ik van alles scheiden moet
gaat  nog die naam mij voor.

O naam, eeuwige ademtocht,
een sterveling ben ik,
als eens mijn eigen adem stokt
dan draagt mij uw muziek.
(John Newton; vertaling W. Barnard;
Liedboek voor de kerken Gezang 446:6,7)


Als de Heer ons thuisbrengt
zal het zijn alsof we dromen
(Hanna Lam, Refrein van "Uit onze stad zijn wij verdreven")

Boven de sterren, daar waaien de palmen
hemelse geuren de lijdenden aan.
Eng'len begroeten met juichende psalmen
doodmoede pelgrims aan 't einde der baan.

Ik zie een poort wijd open staan,
waardoor het licht komt stromen
van 't kruis waar 'k vrijlijk heen mag gaan,
om vrede te bekomen
(Bundel Johannes de Heer, nr. 140)

In mijn dromen zag ik een stad
een stad als een tempel vol vrede
geen onrecht beroerde haar straat
en iemand noemde mijn naam...

Als sap in de merg van planten
als bloed in de aderen van een jong kind,
zo bruist in mij het verlangen
(Huug Weggemans; "Wat ben je onrustig mijn ziel")

Ik ga de weg, die Hij mij heeft gewezen
Ik ga de weg, met blij geheven hoofd
Blijmoedig zonder aarzeling of vrezen
Verwachtend 't heil dat Hij mij heeft beloofd

In Zijn schaduw

Ik ben te moe om te spreken
mijn denken schijnt stil gezet.
Vermoeidheid ligt als een deken,
over mijn woordloos gebed.

Te moe om Gods Woord te lezen,
bereikt mij geen enkele zin.
Maar door Gods Geest onderwezen,
slaap ik in Zijn schaduw in.
(Enny IJskes Kooger)

't Verlies was er al voor het einde,
de rouw voordat het afscheid kwam,
toen die onzekere verwarring
bezit van jouw lichaam nam.
Wij voelden mee jouw stil verdriet.
Nu rouwen wij, maar treuren niet.

Aan 't eind der pelgrimsreize
zal voor mijn oog verrijzen
uw grote eeuwigheid.
O eeuwigheid, gij schone,
mijn hart wil in u wonen,
het vindt geen thuis in deze tijd.
(Liedboek voor de kerken, Gezang 389:4)

Ik weet niet hoe het zijn zal in die dagen
wanneer ik scheep ga voor de laatste reis:
zal dan mijn schip de laatste storm verdragen
en landen in Gods eeuwig Paradijs?

Neem mij, Heer God, het roer dan maar uit handen
en laat mij zingend op de voorplecht staan,
dan zal mijn schip niet op de rotsen stranden,
maar veilig in Uw haven gaan.

Als God, mijn God, maar voor mij is,
wie is er dan mij tegen?
Dan werken druk en droefenis
mij nochtans tot een zegen;
dan waakt alom een englenwacht,
dan zie ik sterren in de nacht
en bloemen op mijn wegen.
(Liedboek voor de kerken, Gezang 466:1)

Zeven maal om de aarde te gaan,
als het zou moeten op handen en voeten;
zeven maal, om die éne te groeten
die daar lachend te wachten zou staan.
Zeven maal om de aarde te gaan.

Zeven maal over de zeeën te gaan,
schraal in de kleren, wat zou het mij deren,
kon uit de dood ik die éne doen keren.
Zeven maal over de zeeën te gaan -
zeven maal, om met zijn tweeën te staan.
(De gestorvene, Ida Gerhardt 1905-1997)

Zoveel soorten van verdriet,
ik noem ze niet.
Maar één, het afstand doen en scheiden.
En niet het snijden doet zo'n pijn,
maar het afgesneden zijn.
(Maria Vasalis 1909-1998)


Bij elk afscheid wordt een herinnering geboren.
(S. Dali)

Als je de voet op de andere oever zet en het blijkt
de hemel te zijn;
als je dan door een hand wordt aangeraakt en het blijkt
Gods hand te zijn;
als je dan muziek hoort en het blijken
engelen te zijn.
Dan ben je niet heengegaan, maar thuis gekomen.


Draag mij nu en later
draag mij in uw hand
Draag mij door het water
naar uw overkant

 

spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
spacer.png, 0 kB