spacer.png, 0 kB






spacer.png, 0 kB
preek 23 november 2008 PDF Afdrukken E-mail
Wednesday 26 November 2008

Preek gehouden in de Stadsdennenkerk te Harderwijk op 23 november 2008, de laatste zondag van het kerkelijk jaar. De schriftlezing was Prediker 3:1-15 en Mattheus 4:8-11 en 28:16-20. Na de lezing werd gezongen uit Tussentijds Gezang 47. Na de verkondiging werd gezongen uit het Liedboek voor de kerken Gezang 95:2,3.

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Wij vieren vandaag een soort kerkelijke oudejaarsavond. De kring is rond. Het is advent geweest en Kerst, Goede Vrijdag en Pasen, Pinksteren en Hemelvaart. En volgende week is het weer eerste advent. Die laatste zondag van het kerkelijk jaar nodigt uit om terug te blikken. Daartoe zijn we geneigd op 31 december. Daartoe zijn we ook geneigd op de kerkelijke oudejaarsavond. Wij zien terug op dingen en ook op mensen die voorbijgegaan zijn. We zijn wat extra gevoelig voor woorden als in Prediker 3.

We staan een momentje stil bij dat levensgevoel van de Prediker. We herkennen onszelf daarin zo volkomen. Er is een tijd van lachen en van huilen, een tijd van dansen en van rouwen, van verliezen en van bewaren. Er is een tijd dat je geboren wordt en een tijd dat je sterven moet. God heeft alles op zijn tijd voortreffelijk gemaakt. Er is niet veel nieuws onder de zon. Wat ons overkomen is, was reeds lang de levenservaring van tallozen voor ons. Wij begrijpen niet waarom de dingen gaan zoals ze gaan. Toch hebben we weet van meer; God heeft de eeuwigheid in ons hart gelegd. Wij kunnen in opstand komen, ons verzetten tegen de dingen die gebeuren, worstelen met ons noodlot... Maar het verandert er niet van, zegt de Prediker. Geniet liever de dag zoals je die uit Gods hand ontvangt en vertrouw op Hem.

Op de laatste zondag van het kerkelijk jaar noemen wij de namen van degenen die ons door de dood ontvallen zijn. Dat bepaalt ons bij de eindigheid van het leven en roept persoonlijke herinneringen bij ons op. Wij zetten straks vijftien witte rozen in een vaas, teken van genegenheid en van onze liefde. Zo gedenken wij onze overledenen en helpen elkaar bij het verwerken van ons verdriet.

Maar - en daar gaat het vandaag nu precies om - we doen dat niet in een sfeer van gelatenheid, van somberheid en neerslachtigheid. Dat past niet bij ons geloof, dat per definitie hoopvol is en toekomstgericht.

Ik mag u herinneren aan de oude gewoonte van christenen om hun doden in of rondom de kerk te begraven. Ze horen er bij. Daarom liggen ze op het kerkhof. Onze doden zijn in de hand van de Heer. Bij Hem in de hemel zeggen we dan met bijbelse beeldspraak. Zij zijn thuisgekomen. Wij zijn nog onderweg. Het is één grote gemeente - zij daarboven en wij hier beneden.

Dit maakt onze kerkelijke oudejaarsavond zo bijzonder. Wij kijken terug met weemoed in ons hart, maar wat belangrijker is: tegelijkertijd kijken we uit naar de toekomst die God geven zal. We doen dat met grote blijdschap en zijn bijzonder hoopvol gestemd. Wij verwachten de wederkomst van Christus, die eens alle dingen nieuw zal maken.

Een andere naam voor deze gedachtenis-zondag is die van Christus Koning. Hij is Heer over leven en dood. Hij is sterker dan de dood. Hij overwon het kwade. Hij heeft alle macht in hemel en op aarde. Hij houdt alle dingen in zijn hand. De toekomst behoort hem toe. Ons lot is in zijn handen en dat van onze geliefden, die wij los moesten laten. Eens zullen wij allemaal delen in zijn volmaaktheid. Johannes zegt: Wij zullen wonen in een nieuw Jeruzalem met gouden straten en paarlen poorten. Wij verwachten met groot verlangen die toekomst van de Heer. Hij is onze Koning. Maranatha. Heer kom haastig.

Maar hoe is Jezus dan die Koning geworden van hemel en aarde? In dit verband wil ik eens wijzen op het mooie boek van Paus Benedictus XVI over Jezus van Nazareth. Het is een echt herderlijk schrijven waarin de paus de gelovigen wil opbouwen in hun geloof. Als hij komt bij de bespreking van Matth. 4, de verzoekingen in de woestijn, dan plaatst hij daarnaast het gelezen gedeelte uit Matth. 28. In Matth. 4 brengt de duivel de Heer in een visioen op een hoge berg. Hij laat hem alle koninkrijken van de wereld zien met al hun pracht en praal en biedt hem het koningschap aan over dit alles als hij maar knielen wil voor de boze! Jezus weerstaat die verzoeking en zegt: Satan ga weg van mij. In Matth. 28 is het Jezus die de zijnen op een hoge berg brengt. En nu is hij het zelf die zegt: "Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde." De weg naar dat Koningschap is echter heel anders gegaan!

Er zijn twee dingen die in Matth. 28 anders zijn en nieuw. Jezus gaf niet toe aan de verleiding van aardse macht. Zijn weg liep nog over een andere berg: Golgotha, waar hij het lijden op zich nam, waar hij zichzelf opofferde opdat wij zouden leven, waar hij de weg ging van de verzoening. Het koningschap van Jezus is gebouwd niet op geweld en macht, maar op liefde en recht. Het tweede is dit: De duivel, de grote verleider, kon Jezus alleen maar aardse macht aanbieden. Wat Jezus in Matth. 28 echter ontvangen heeft is veel meer: "Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde." Jezus is niet slechts een aardse machthebber, hoe sterk ook; Hij is de hemelkoning, de Koning die eens de hemel op aarde brengen zal. Van die dag zingt Gezang 95:

Dan zullen wij met alle heilgen saam
in 't morgenlicht op hoge tinnen staan
En hoogt'en diepte, lengt'en breedte van
Gods heil doormeten mogen
Dan kennen wij de liefde uit den hoge
Al gaat zij verre het verstand te boven
Wij zullen tot de volle wasdom komen
In Gods verheven naam.

Amen.

(Joseph Ratzinger/Benedictus XVI, Jezus van Nazareth, Deel I, Van de doop in de Jordaan tot de Gedaanteverandering, Lannoo, ISBN 978 90 209 7176 7, verschenen in 2007. Verwezen is hierboven naar p. 57v.)

 

spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
spacer.png, 0 kB