spacer.png, 0 kB






spacer.png, 0 kB
De Heer heeft Jacob uitverkoren... PDF Afdrukken E-mail

Enige tijd geleden riep de Amsterdamse rabbijn L.J. van de Kamp ertoe op het Overlegorgaan van Joden en Christenen (het Ojec) te boycotten. Forse kritiek leverde hij o.a. op boekje 7 uit de Ojec-serie "Uitverkoren; voorrecht of last?" (Kampen 1989). Voor de zoveelste maal werd het gesprek rondom de leer van de uitverkiezing zo niet de oorzaak dan toch wel de aanleiding tot conflict en onderlinge verwijdering. Het is misschien wel goed om van de lezers eens wat aandacht te vragen voor de uitverkiezingsgedachte.

Altijd al een probleem

Wij hadden vroeger toen ik klein was een geleerde predikant, die het soms niet laten kon om van de preekstoel een leerstoel te maken. Als kind begreep ik hem lang niet altijd, maar ik had wel door dat het ergens over ging... Op een zondag ving ik tijdens de preek een moeilijk woord op: praedestinatie. Bij navraag thuis werd me verteld, dat daarmee de uitverkiezing werd bedoeld. Mijn vader zei me, dat daar altijd al veel onenigheid over had bestaan en gaf me het boekje van ds. J.G. Feenstra 'De Dordtse leerregels'. Ik weet nog precies hoe het commentaar begint: "Velen maken eerst een karikatuur van de praedestinatie en gaan dan strijd voeren tegen die karikatuur." En inderdaad, dat gebeurt al te vaak. Wie in Trouw de kolommen leest van Aleid Schilder vindt daarvan een schoolvoorbeeld. Zij is een levenslange kruistocht begonnen tegen de uitverkiezingsgedachte. Wie daar zo monomaan mee bezig is, moet er zelf wel aan beschadigd zijn. Maar waar vecht ze eigenlijk tegen? Tegen de diepe gedachte van het leerstuk zelf of tegen de karikatuur die ze daarvan heeft gemaakt of die haar opgedrongen is?

Willekeur van God?

Het gebeurt met name op catechisatie nogal eens, dat daar gezegd wordt: In zo'n God kan ik niet geloven - een God die sommigen uitverkiest tot het eeuwige leven en anderen "laat in de val en het verderf, waarin zij zichzelf gestort hebben" (Nederlandse Geloofsbelijdenis art. 16). De vragen buitelen dan over elkaar heen. Waar blijft de eigen verantwoordelijkheid van de mensen? Is er tegen Gods eeuwige raadsbesluit wel op te boksen? Kun je jezelf dan wel ooit het eigendom van Christus noemen? Het zal de lezer wel duidelijk zijn, dat zich hier een caricatuur aftekent. Natuurlijk hebben wij niet te maken met een God, die het mes erin zet en die volstrekt willekeurig handelt. Natuurlijk is daar geen alleenwerkzaamheid van God waarbij de geschiedenis afloopt met dodelijke causaliteit omdat alles toch al besloten is. Maar wat bedoelen we dan wel met 'uitverkiezing'?

Calvijns en Calvinistisch...

De meesten zullen wel het verband weten te leggen tussen de persoon van Calvijn en de leer van de uitverkiezing. Calvijn was echter niet de eerste of enige die daarover gesproken heeft. Omstreeks het jaar 400 heeft de kerkvader Augustinus daar al veel over gezegd. Hij leerde dat wij de genade ontvangen niet uit eigen verdienste, maar alleen omdat God voor ons gekozen heeft. Dat gaf hem in de Middeleeuwen de bijnaam 'Doctor gratiae' (leraar van de genade). Calvijn heeft de leer van de uitverkiezing weer opgenomen en verder gevoerd. En sterker nog dan Augustinus benadrukt hij ook de keerzijde van deze leer: Als God mensen uitverkiest tot eeuwig heil dan worden er door Hem ook mensen voorbestemd om verloren te gaan. Wij zijn dat de 'dubbele preadestinatie' gaan noemen: Er is een uitverkiezing tot zaligheid en een uitverkiezing ten verderve. Maar nu moeten we één ding wel goed in de gaten houden. Bij Calvijn is de verkiezing een belangrijk leerstuk, zo niet het belangrijkste, maar hij heeft er nooit speculatief over gesproken. En hij maakt in ieder geval de 'dubbele praedestinatie' niet tot het grote centrum van zijn theologie. Het derde boek van Calvijns Institutie (of onderwijzing in de christelijke godsdienst) over de genade van Christus begint niet met de leer van de uitverkiezing, maar eindigt ermee. En als Calvijn dan begint te spreken over uitverkiezing, waarschuwt hij allereerst tegen speculaties, want we moeten als mensen niet méér willen weten dan God. Dat er tenslotte ook een keerzijde is aan de uitverkiezing tot eeuwig heil, volgt aan het eind van de bespreking als een soort laatste concluderende gedachte. Deze terughoudendheid van Calvijn vinden we echter niet bij zijn navolgers. Daarom waag ik het te stellen, dat Calvijns niet hetzelfde is als Calvinistisch (Gereformeerd is een betere aanduiding voor de traditie waarin we staan). We moeten trouwens altijd al op onze hoede zijn wanneer de termen eindigen op -isme of -istisch! Dat duidt immers steeds op deelaspecten van de waarheid, die eenzijdig benadrukt worden... Hier in ons land werden de vragen rond de dubbele uitverkiezing in ieder geval inzet van een groot conflict op de synode van Dordt (1618/1619). Dezelfde thematiek vormt het uitgangspunt van één van onze belijdenisgeschriften: de leerregels van Dordt. En na die tijd is er op dit punt alleen nog maar meer speculatie en leerstelligheid gekomen.

Geloof op weg van vandaag naar morgen

Maar nu kom ik ter zake. Bij Heiko A. Oberman, de man van de verkenningscommissie godgeleerdheid, las ik belangwekkende dingen, die ik u niet onthouden wil. Hij hield aan de VU lezingen over Calvijn ter gelegenheid van het eeuwfeest van de Doleantie. Deze lezingen zijn nog niet zo lang geleden uitgegeven in boekvorm onder de titel 'De erfenis van Calvijn; grootheid en grenzen'. In dat boek haalt hij de uitverkiezing weg uit de sfeer van de speculatie en plaatst het begrip tegen een historische achtergrond: die van de protestantse vluchtelingen (refugiés) uit de tijd van Calvijn. Stelt u zich voor hoe de geloofsbeleving zal zijn geweest van mensen, die samenkwamen in vluchtelingengemeenten, die huis en haard hadden moeten verlaten, geen enkele zekerheid op aarde meer hadden behalve hun geloof in God. Zij hadden alles opgegeven en waren op weg gegaan met God als grote Reisgenoot. Losgeslagen uit alle verbanden konden zij hun heil alleen nog maar verankeren in God Zelf. Dat is de troostvolle gedachte achter de uitverkiezing: Dat er buiten God en Zijn keuze voor ons geen enkele zekerheid is in ruimte en tijd, in schepping en geschiedenis. Daar komen we aan de diepe oorsprong van de uitverkiezingsgedachte. Het is oneindig troostvol te mogen rusten in God, die vol wijsheid Zijn weg met ons gaat. Dat is in het geloof en vol vertrouwen op weg zijn van vandaag naar morgen. Dat is de geloofsbeleving van Gezang 293: "Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heren hand; moedig sla ik dus de ogen naar het onbekende land." Daar klopt het hart van de uitverkiezingsgedachte. Al het andere is caricatuur. Bij deze leer (of moeten we zeggen 'levenshouding') verbleken alle andere vragen, ook die naar de keerzijde van Gods liefde en trouw. Voor wie met Hem op weg is, behoeft dat werkelijk geen probleem te zijn! Konden we in deze tijd van veranderende Godsbeelden nog maar geloven in zo'n God...

Tenslotte

Wie zo rusten mag in Gods keuze voor ons, wordt door Hem ook aangewezen. Uitverkiezing is altijd 'verkozen zijn tot...' Zoals de juffrouw op school een leerling uitkiest en aanwijst om een werkje te doen zo verkiest God zich mensen omdat Hij een bedoeling met ze heeft. Zo verkoos Hij zich Israël aan de voet van de Sinaï, vanwege Zijn bedoelingen met dat volk. Zo heeft Hij de volkeren in Christus verkoren omdat Hij een bedoeling met ze heeft. Is ook dát niet oneindig troostvol? Wij leven niet tevergeefs! God heeft een bedoeling met ons, ondanks zoveel... misschien wel ondanks alles...

 

spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
spacer.png, 0 kB